Opdracht 10: deze/die/dit/dat (vh-niveau)


Vul steeds het juiste woord in. Je kunt kiezen uit deze/die/dit/dat.

1. De aanvoerder, de zilveren bokaal omhooghield, kwam het podium op.
2. Het shirt daar hangt, vind ik wel mooi, maar hier staat me absoluut niet.
3. Max kreeg straf voor een filmpje hij op internet plaatste.
4. Deze oude tas van mij mag je wel gebruiken, maar nieuwe leen ik niet uit.
5. Vreemd dat dit stripblad, altijd goed werd verkocht, failliet is gegaan.
6. Toen Marieke de trui met University of Florence zag, kocht ze meteen.