Opdracht 4: lidwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord

Zet achter elk woord: lw, zn of ww
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor:
- mensen (meisje / bakker)
- dieren (paard / dinosaurus)
- planten (tulp / appelboom)
- dingen (tandenborstel / winkel / vuur)
- abstracte zaken (zaterdag / liefde)
- eigennamen (Edith / Tomatenstraat).


1. atlas =
2. zeehond =
3. gebeurde =
4. conducteur =
5. het =

buigen.jpg
6. buigen =
7. Hassan =
8. praten =
9. donderdag =

virus.jpg
10. virus =
11. gebaar =
12. een =
13. aangeven =
14. verhoging =
15. Japans =
16. verpleegster =
17. weggooien =

shoppen.jpg
18. shoppen =
19. accessoires =
20. zwaartekracht =
21. verdriet =
22. startte =
23. een =

farao.png
24. farao =
25. Noordzee =
26. huil =
27. de =
28. jaren =
29. Melissa =
30. ophalen =
31. uitnodigen =
32. stationshal =