Opdracht 1: werkwoordelijk gezegde
Noteer van elke zin het werkwoordelijk gezegde.
1. De controleur van de HTM wil graag mijn ov-chipkaart zien.
wg =
2. De leerlingen uit klas 2 maken deze week de kantine schoon.
wg =
3. In minder dan drie jaar tijd betaalde mijn vader de nieuwe computer af.
wg =
4. De politie haalde de hardrijder na een lange achtervolging in.
wg =
5. Vandaag heeft Ahmed zich weer flink ingespannen tijdens de gymles.
wg =
6. De reizigers kwamen met een prachtig souvenir uit Australië terug.
wg =
7. De Titanic is in de nacht van 14 op 15 april 1912 vergaan.
wg =
8. Loop nou eens een beetje door!
wg =
9. Met deze cijfers ga je niet over naar de tweede klas.
wg =
10. Leer je kamer nou eens fatsoenlijk op te ruimen!
wg =
11. De jongens uit de vierde zaten een brugklasser uit te dagen. De wangsters!
wg =
12. De jongen verontschuldigde zich voor zijn brutale opmerking.
wg =
13. Een grote groep mensen verdringt zich bij de ingang van het feestterrein.
wg =
14. Na de botsing heeft een van de omstanders onmiddellijk de politie gewaarschuwd.
wg =
15. Mijn opa probeert zijn sigaar aan te steken tegen de wind in.
wg =
Controleer
OK