Opdracht 13: stam en ik-vorm (alles door elkaar)
Noteer de stam en de ik-vorm van de werkwoorden.
stam
ik-vorm
1. vertellen
ik
2. glijden
ik
3. vergeten
ik
4. gaan
ik
5. raden
ik
6. ergeren
ik
7. hijsen
ik
8. verbinden
ik
9. blaten
ik
10. fluisteren
ik
11. blazen
ik
12. houden
ik
13. verliezen
ik
14. drijven
ik
15. meten
ik
16. twitteren
ik
Controleer
OK