Opdracht 1: stam en ik-vorm
Noteer de stam en de ik-vorm van de werkwoorden.
hele werkwoord
stam
ik-vorm
1. wandelen
ik
2. blaffen
ik
3. antwoorden
ik
4. dreigen
ik
5. heten
ik
6. juichen
ik
7. melden
ik
8. pakken
ik
9. reizen
ik
10. poetsen
ik
11. rusten
ik
12. gooien
ik
Controleer
OK