Opdracht 2: verleden tijd

Vul de persoonsvorm in in de verleden tijd.

hele werkwoord infinitief.pngik-vorm ik-vorm.jpgverleden tijd enkelvoudverleden tijd meervoud
texkofschip.pngtexkofschip.png
1. wandelenik wandel
2. blaffenik blaf
3. antwoordenik antwoord
4. dreigen dreigen.jpgik dreig
5. hetenik heet
6. juichenik juich
7. meldenik meld
8. pakkenik pak
9. reizenik reis
10. poetsen poetsen.gifik poets
11. rustenik rust
12. gooienik gooi